AB | De een zal zeggen: Ik ben van de HEERE, een ander zal [zich] noemen met de naam Jakob, een ander zal [op] zijn hand schrijven: Van de HEERE, en hij zal de naam Israël gebruiken. |
SV | Deze zal zeggen: Ik ben des HEEREN; en die zal [zich] noemen met den naam van Jakob; en gene zal [met] zijn hand schrijven: [Ik ben] des HEEREN, en zich toenoemen met den naam van Israel. |
WLC | זֶ֤ה יֹאמַר֙ לַֽיהוָ֣ה אָ֔נִי וְזֶ֖ה יִקְרָ֣א בְשֵֽׁם־יַעֲקֹ֑ב וְזֶ֗ה יִכְתֹּ֤ב יָדֹו֙ לַֽיהוָ֔ה וּבְשֵׁ֥ם יִשְׂרָאֵ֖ל יְכַנֶּֽה׃ פ |
Trans. | zeh yō’mar laJHWH ’ānî wəzeh yiqərā’ ḇəšēm-ya‘ăqōḇ wəzeh yiḵətōḇ yāḏwō laJHWH ûḇəšēm yiśərā’ēl yəḵanneh: |
Deze zal zeggen: Ik ben des HEEREN; en die zal [zich] noemen met den naam van Jakob; en gene zal [met] zijn hand schrijven: [Ik ben] des HEEREN, en zich toenoemen met den naam van Israël.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Deze zal zeggen: Ik ben des HEEREN; en die zal [zich] noemen met den naam van Jakob; en gene zal [met] zijn hand schrijven: [Ik ben] des HEEREN, en zich toenoemen met den naam van Israël.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!